Tony Merkelbach – “Ik kan een rolmodel zijn”
In het kader van Black Achievement Month publiceren we in oktober 2025 een reeks interviews met inspirerende inwoners van Lelystad die zich met hart en ziel voor de stad inzetten. In deze aflevering: Tony Merkelbach. Tony is onder meer voorzitter van Bureau Gelijke Behandeling Flevoland.
Leestijd: 9 minuten

Tekst: Claire Slingerland/Foto’s Mona Alikhah
Tony groeide op in Indonesië als zoon van een witte ongehuwede moeder.“Je moet je voorstellen,” zegt Tony, “wij waren eigenlijk vluchtelingen. We hadden geen keuze, ik moest weg uit het land waar ik geboren was.” *
Hij beseft dat pas veel later echt.
De reis naar Nederland werd door de Nederlandse overheid voorgeschoten, maar moest worden terugbetaald. Zijn moeder vond al snel werk en betaalde elke cent terug, van de overtocht tot de eerste maanden levensonderhoud.
Formeel had de familie een Nederlands paspoort, en toch voelde het alsof ze deel uitmaakten van een groep ontheemden. Tony vergelijkt het met de Ambonese gemeenschap die in diezelfde tijd naar Nederland kwam, al was hun situatie vaak veel zwaarder. “Zij belandden in pensions en kampen,” vertelt hij, “terwijl wij in een gewoon huis terechtkwamen. Dat was een geluk, besef ik nu.”

Van zijn jeugd in Indonesië herinnert Tony zich nog alles. Hij ziet die tijd nu als zeer beschermend. Hij ging naar een particuliere school, kreeg zwemles in een hotel en werd altijd gebracht en gehaald. “Soms met de auto als het slecht weer was, en anders met paard en wagen, een zogenoemde dokar,” vertelt hij. Spelen deed hij vooral thuis in de tuin of bij kinderen van bekenden. “Dan werd ik naar die kennissen toegebracht en kon ik daar met andere kinderen spelen. Met kinderen op straat had ik geen contact. Dat was de wereld waar ik in zat. Ik had helemaal niet door dat er ook een andere wereld bestond. Pas veel later kwam dat besef, maar die heb ik nooit echt meegemaakt.” Hij herinnert zich ook het laatste etentje in Jakarta, vlak voor de overtocht. Zijn moeder wilde nog één keer kikkerbilletjes eten, in haar favoriete restaurant, op een avond dat het heel hard regende. “Dat beeld vergeet ik nooit meer,” zegt hij. Kort daarna stonden ze op de boot naar Nederland, met koffers vol kleding die speciaal voor het koude klimaat was gemaakt.

“We kwamen in februari of maart aan in Nederland, en het was koud, het sneeuwde toen. Dat had ik nog nooit gezien,” vertelt hij lachend. “Ik heb daar nog foto’s van. Ik gooide mijn eerste sneeuwbal, die raakte iemand op het hoofd, en ik rende heel hard weg.” Het was spannend en nieuw. Ze kwamen terecht in een huis waar ook andere familie woonde.
“Ik kreeg in Nederland ook heel andere kleding dan ik gewend was,” vertelt hij verder. “Een broek, een overhemd met stropdas en blazer. Dat vond ik maar vreemd, maar het was toen heel normaal. We kochten kleding bij de Bijenkorf. Het leukste vond ik daar de liften, waar ik steeds naartoe rende. De liften werden toen nog bediend door dames, en die vonden zo’n klein donker jongetje met krulletjes wel leuk. Dus dat was een feest, want ik mocht steeds mee omhoog en omlaag.”
Het was voor het eerst dat ik zelfstandig naar school ging. Ik kreeg een step en daarmee kon ik zelf naar school. Daarmee stepte ik naar de andere kant van de stad. Dat zal ik nooit meer vergeten.”
In Den Haag woonden veel mensen uit Indonesië. Op school was er veel rivaliteit tussen de Nederlandse kinderen en die uit Indonesië. Ik viel daar een beetje tussenin. Want hoewel ik er helemaal niet Indonesisch uitzag, werd ik wel onderdeel van de Indische groep omdat ik vloeiend Maleis sprak. Maar mijn identiteit zorgde wel regelmatig voor verwarring.
Ik herinner me nog een ouderavond toen ik in de eerste klas zat. Mijn moeder ging daar naartoe. De volgende dag vroeg mijn lerares waarom mijn moeder er niet was, terwijl alle andere ouders er wel waren. Ik zei dat ze er wél was, maar mijn lerares bleef ontkennen. Daar werd ik heel boos om. Toen ik tussen de middag aan mijn moeder vertelde wat er gebeurd was, ging ze mee naar school. Toen we daar aankwamen en de lerares mijn witte, blonde moeder zag, bleek dat ze zich niet gerealiseerd had dat zij mijn moeder was. Dat moment was de eerste keer dat ik me realiseerde dat ik anders was. Later gebeurde dat soort dingen vaker.

Dat mijn moeder als alleenstaande vrouw in de jaren vijftig een goede baan had, was niet iets wat ik toen als uitzonderlijk beschouwde. Dat realiseerde ik me pas veel later. Toen was het gewoon zo. Toen ik in de puberteit kwam, bedacht mijn moeder dat het goed voor me zou zijn als er ook een man in huis was. Ze hield helemaal niet van die man, het was echt een rationele beslissing. Lachend zegt Tony dat ze het hem wel heeft gevraagd of ze er een man bij zou nemen. Voor hem hoefde dat helemaal niet, maar hij dacht dat zijn moeder dat wel fijn zou vinden. En als hij uit huis zou gaan, zou ze dan niet zo alleen zijn. “Maar toen ik uit huis ging, is ze direct van hem gescheiden.” Dat huwelijk is er dus alleen maar gekomen omdat we in elkaars belang dachten, wat achteraf helemaal niet nodig bleek. Mijn moeder was heel rationeel, en ik denk dat ik dat ook wel heb.”

Naar Lelystad
Na een periode bij de marine en functies in een verzorgingshuis in Zaandam kwam Tony in 1980 in Lelystad terecht bij het eerste verzorgingshuis van de stad: De Ankerplaats. Daarna volgden vele functies bij verschillende hotels in Nederland en Duitsland en bij organisaties in Lelystad. Toen Tony hier kwam, wilde hij snel thuis raken in de stad en iets bijdragen. Daarom ging hij verschillende bestuursfuncties vervullen naast zijn werk. “Vooral deze functies hebben me heel erg gevormd en zorgden ervoor dat ik snel een groot netwerk in Lelystad kreeg. Maar ook de marine vormde me. Ik zat daar tweeënhalf jaar op een onderzeeboot en heb daar echt zoveel geleerd over teambuilding.
Als enige van kleur bij een serviceclub
Lid worden van een serviceclub helpt je ook enorm om je netwerk te vergroten. Rond 1985 werd ik lid van de Juniorkamer, een serviceclub voor mensen tot veertig jaar. Ik merkte wel dat daar, en ook in andere serviceclubs zoals Rotary en Lions, bijna geen zwarte mensen lid waren. Dat zorgde soms voor heel ongemakkelijke situaties. Vooral als ik naar bijeenkomsten ging waar helemaal geen zwarte mensen waren. Ik herinner me een bijeenkomst in Leeuwarden waar ik voor was uitgenodigd. Ik zat te wachten tot ik opgehaald werd, maar iedereen liep verschillende keren langs me heen zonder acht op me te slaan. Op een gegeven moment hoorde ik iemand zeggen dat ik er nog steeds niet was. Toen ik vroeg of ze mij zochten, keken ze me aan en ik zag ze schrikken. In die tijd was het heel ongebruikelijk dat een zwarte man in het hoofdbestuur zat. Ze hebben het later goedgemaakt hoor, maar je ziet hoe makkelijk mensen vooroordelen hebben.
In de zaal die ik zou toespreken hoorde mijn partner dat mensen verbaasd waren dat ik daar stond en tegen elkaar zeiden: ‘Oh ja, dat moet ook kunnen.’ Dit soort voorvallen maakte ik later nog vaker mee bij serviceclubs.
“Die zijn wel heel duur” zei de verkoper
Toen ik hoteldirecteur was van kasteel De Hoge Vuursche, wilde ik bij de Bonnetrie Timberlands kopen. De verkoper zei toen tegen mij: ‘Die zijn wel heel erg duur.’ Dat zou hij nooit tegen iemand zeggen die wit is. Ik heb ze daar maar niet gekocht.
Ook bij het hotel zelf kreeg ik met vooroordelen te maken. Ik had daar op een gegeven moment een afspraak met iemand die ik ontving, maar die zei tegen mij dat hij een afspraak had met de directeur. Ik vroeg wat ik voor hem kon doen, maar hij herhaalde dat hij voor de directeur kwam. Ik heb hem toen gevraagd het pand te verlaten.

Strijdvaardig
Van dit soort gebeurtenissen werd ik alleen maar strijdvaardiger. Ik realiseerde me dat ik als gekleurde man in bestuurlijke en leidinggevende rollen als rolmodel kon dienen en vooroordelen kon helpen wegnemen.
Tony zet zich op veel manieren in voor maatschappelijke organisaties. Op mijn vraag waarom hij zoveel doet, antwoordt hij: “
Ik heb veel ervaring in management en veel ervaring in verbinden. Dus ik vind dat ik dat niet voor mezelf kan houden, maar dat het ten dienste kan staan van de maatschappij. Ik word daarom vaak gevraagd voor dit soort functies.
Zo ben ik ook bij Bureau Gelijke Behandeling gekomen. Aanvankelijk wilde ik dat niet, want ik dacht dat het een lhbti-belangenorganisatie was. Maar toen ik ontdekte dat ze zich inzetten voor het bestrijden van alle vormen van discriminatie, ben ik het gaan doen. Niets ten nadele van organisaties die zich alleen inzetten voor de bestrijding van lhbti-discriminatie, maar ik zet me liever in voor een breder doel. Ik zie dat veel emancipatorische verworvenheden onder druk staan, en daar wil ik me voor blijven inzetten.

Ik doe dat ook op andere manieren, zoals binnen mijn kerk, waar ze mij niet gelijk behandelen. Ik werd gevraagd als vicevoorzitter van mijn parochie, maar kreeg direct te horen dat de bisschop mij nooit zou erkennen omdat ik met een man ben. Ik heb de functie toch aangenomen, al ben ik niet officieel aangesteld. Maar het geeft me wel de mogelijkheid om invloed uit te oefenen. Wat ik hier heb meegemaakt, heb ik verwerkt in mijn 4 mei-toespraak over vrijheid. Want wat hier gebeurt, raakt direct aan vrijheid.”
“Ik maak me wel zorgen over de richting waarin de politiek nu beweegt,” vervolgt hij. “Het draait helemaal niet meer om de feiten, maar vooral om onderbuikgevoelens. Dat strookt niet met de werkelijkheid. Wanneer je op de PVV stemt, geef je je stem tegen het recht op vrijheid. Dat mensen zich in ons land nu onveilig voelen door antirechtstatelijke partijen, vind ik echt heel zorgelijk. En wat ik kwalijk vind, is dat de VVD hieraan meewerkt. Ik heb me jaren ingezet voor de VVD, maar ik heb nu mijn lidmaatschap opgezegd.”
Aandacht voor gelijke behandeling in Flevoland
Gelukkig zie ik dat er beleidsmatig in onze provincie wel aandacht is voor gelijke behandeling. De provincie Flevoland doet naar mijn mening veel te weinig, maar Lelystad doet het juist heel goed. Ook andere gemeenten besteden er aandacht aan, al kan het nog beter. Als Bureau Gelijke Behandeling zie ik dat wij hier een verbindende rol in hebben. Maar het valt of staat ook met de inzet van ambtenaren en de coalitie.
Om al onze plannen te verwezenlijken, is naast de inzet van onze medewerkers ook de inzet van onze vrijwilligers belangrijk. Ik raad iedereen aan om zich als vrijwilliger in te zetten voor gelijke behandeling of andere maatschappelijke projecten. Je moet dat natuurlijk echt vanuit je eigen motivatie doen, maar het helpt je ook in je leven. Je doet ervaring op, je leert er enorm van en je breidt je netwerk uit. Ik heb dat zelf ook zo ervaren. Ga aan de slag, laat je zien en sta niet aan de zijlijn.
Wat mij in mijn werk en ook persoonlijk helpt, is om dagelijks te bidden. En dan bedoel ik niet bidden tot een hogere macht met een vraag om hulp, maar bidden als een reflectief en meditatief moment. Ik ga dan in gesprek met mezelf en sta stil bij de keuzes die ik heb gemaakt. Ik vraag me af of ik dingen anders had kunnen doen en hoe ik dat in de toekomst beter kan doen.”
* Het toenmalig Nederlands Indië was tot 1949 een kolonie van Nederland. Na de overdracht werd het Indonesië en moesten mensen met een Nederlands paspoort, die niet voor Indonesisch staatsburgerschap kozen, het land verlaten. De Nederlandse overheid voelde zich verantwoordelijk voor de ontstane situatie en schoot de kosten voor.