Jeanette – Ik ben niet mijn stoornis

Stigma’s
Ik wil mij heel graag aan u voorstellen, maar voordat ik dat doe wil ik het woord stigma aan u uitleggen. En dat doe ik omdat mijn zusje, die vaak genoeg de wijsneus van de familie is, na mijn eerste lezing de vraag durfde te stellen: “Wat zijn stigma’s?” Ik geloofde mijn oren niet. Stigma is dat wat onteert, smet op iemands naam of eer. Stigma is iets wat een schande vormt en altijd bekend zal blijven. Stigma heeft betrekking op een bepaald persoon of een groep mensen. Een stigma kan een vooroordeel zijn.

Paramaribo
Toen ik 51 jaar geleden geboren werd te Paramaribo Suriname kreeg ik prachtige namen, Jeanette E. Benschop. Maar niemand zou mij bij mijn voornaam gaan noemen. Het was altijd Sjannie, Sjanko, Sjanne en soms zelfs als plagerijtje, ‘Sjannie pannie’. Soms als iemand mijn achternaam hoorde en vroeg: ‘’Ben je familie van die?”, dan had ik geleerd te antwoorden met: “Ik draag de naam wel maar ik ben geen familie.” Ik had toen geen besef waarom ik dat moest antwoorden of wat ik eigenlijk zei.

Land in de wolken
Ik ben het derde kind van vier. De oudste is een zoon en de andere drie zijn meisjes. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik vijftien maanden oud was. Mijn vader begon een nieuw leven en bleef als een schim, gebrand op mijn netvlies, achter. Voor mijn moeder was het als alleenstaande vrouw erg zwaar en toen ik acht jaar oud was besloot ze naar Holland te verhuizen om voor haar kinderen een betere toekomst te creëren. Het enige dat ons verteld werd, was dat mama naar Holland ging en onze broer meenam. Wij, de zusjes, bleven bij oma en opa achter totdat mama in staat zou zijn ons over te laten komen. Ik geloofde er heilig in dat Holland in de wolken moest zijn, omdat ik het vliegtuig had zien opstijgen.

Dansen voor de hemel
Als ik mama miste deed ik vreugdedansjes onder de hemel in de hoop dat ze mij zou zien. Het was in deze periode dat ik van een stil verlegen meisje veranderde in een agressief en onhandelbaar kind. Ik miste mijn moeder en onschuldige namen als ‘Sjannie pannie’. Dit waren geen plagerijtjes meer, maar begonnen bij mij als uitsluiting en pesten te voelen. Toen brak de burgeroorlog uit. Ik was bang dat ik mijn moeder nooit meer zou zien en deed op 9-jarige leeftijd een poging mij zelf te beroven van het leven.

Prinsesje
Het laatste schooljaar in Suriname zat er een opvallend meisje in de klas. Ze was wit en blond met blauwe ogen. De meeste meisjes wilden vrienden met haar worden. Zij was als een soort prinses en ik droomde ervan net zo behandeld te worden als ik eenmaal in Holland zou zijn. Gelukkig brak die dag ook aan. We vertrokken op 1 juli 1980 en werden op 8 juli 1980 herenigd met onze moeder en broer. In die tijd werden vliegtuigen uit Suriname soms vol weer teruggestuurd. Er was dus een risico dat ons dat ook zou overkomen, daarom vlogen we via Curaçao.

Toen bleek ik niet het prinsesje te zijn. Ik was anders en kon maar beter teruggaan naar waar ik vandaan kwam. Mijn agressie nam toe en om mij te kalmeren kreeg ik soms een ijskoude douche. Dat maakte mij nog bozer en ik kreeg op de meest onverwachte momenten van die agressieve buien, waarin ik echt wild om mij heen sloeg en als het even kon ook alles kort en klein sloeg. Mijn moeder wist zich geen raad maar een goede huisvriend wel. Die was ervan overtuigd dat mijn vader terug moest komen in mijn leven.

Vader
En dat gebeurde ook. Het werden 3 mooie jaren zonder agressieve buien en tot slot bracht ik een bezoek aan mijn vader in mijn geliefde Suriname. Zes grandioze weken werden het waarin mijn vader het belangrijk vond mij zoveel mogelijk over zichzelf te vertellen. Hij vertelde dat hij niet wist wie hij eigenlijk was omdat hij niet wist wie zijn eigen vader was. Hij had het dan ook telkens weer over zijn dood en gaf instructies wat ik allemaal zou moeten ondernemen uit zijn naam. Niets van wat hij zei nam ik serieus en op een dag zei ik: “Papa je gaat nog niet dood, we kennen elkaar nog maar net.”

Ik beloofde na mijn MBO terug te keren en een jaartje bij hem te wonen. Dat leek hem rust te geven. Op de dag dat ik terugkeerde van mijn vakantie nam hij, op een heel vreemde manier, afscheid van mij. Hij sprak geen woord meer en stuurde mij met een taxi naar het vliegveld. Ik vond het wreed en begreep er niets van. Maar drie maanden later was hij er echt niet meer. Hij werd vermoord!

Wie ben ik?
Hier begon mijn leven in de psychiatrie. Twee jaar na zijn dood keerde ik terug naar Suriname en toen ik bij het graf van mijn vader stond, was het net alsof ik hem hoorde zeggen: ’’Ik weet niet wie ik ben.’’ Deze zin werd een rode draad in mijn hele psychiatrische loopbaan. Wie ben ik? Ik werd op mijn 24ste (weer 2 jaar later) voor langere tijd opgenomen. Nee, opgesloten.

Ik ben bipolair
Ik kreeg de diagnose Bipolaire Stoornis 1 en was dus meteen ook de bipolaire stoornis. Ik weigerde alle medicatie en wenste alleen maar dat er iemand naar mij zou luisteren. Maar ik werd gedwongen eerst te beginnen met de medicatie, anders zouden de deuren naar buiten wel eens heel lang gesloten blijven. Dus koos ik voor de medicatie. Na mijn ontslag hief ik mijn hoofd op en ging door het leven als een gezonde vrouw.

Ik verzweeg voor iedereen mijn opname, de diagnose en dat ik medicijnen gebruikte. Ik kreeg twee kinderen en mijn levenspartner wist vijf jaar lang van niets. Dat heb ik tien jaar weten vol te houden. De stress nam toe en er volgde weer een lange periode van opname. Tijdens deze opname werd mij heel voorzichtig verteld dat mijn zoon niet meer bij ons woonde. Dit voelde als een dolk in mijn hart, een heel heftige ervaring. Het riep een vechtlust in mij op, omdat ik niet wilde dat mijn kinderen de dupe werden van mijn mentale kwetsbaarheid. Ik wilde ze beschermen en mijn liefde geven. Gelukkig mocht mijn zoon na een jaar terugkomen.

MENS
De ogen van de hulpverlening waren continu op ons gericht. Jarenlang heb ik het gevoel gehad dat ik gezien werd als een rondlopende bipolaire stoornis en geen MENS of moeder mocht zijn. Terwijl mijn hulpvraag ‘help’ was. Help mij die goede moeder te zijn. Alles leek tegen mij gebruikt te worden. De stress liep hoog op en mijn zoon besloot bij mijn zusje te gaan wonen. Dat was een moeilijke en zware tijd. Het voelde als een veroordeling, ‘’Jij kan nooit een goede moeder zijn.’’

De zon achter de wolken
2014: Dat de hulpverlening het niet altijd aan het juiste eind heeft, bleek toen mijn dochter uiteindelijk aangaf geen hulp meer te willen en dat ze niets meer wilde vertellen (vragen beantwoorden tijdens de zogeheten goedbedoelde sessies thuis) “Jullie gebruiken alles wat ik zeg tegen mijn moeder, dus ik zeg niets meer.”, waren haar woorden. Toen veranderde er in zeer korte tijd heel veel. In eerste instantie was ik argwanend maar er kwam ‘hulp’ vanuit SAVE.

Na lange tijd leken we gezegend met een vertrouwenspersoon die haar hart op de juiste plek had. In diezelfde periode kreeg ik hulp van MEE en sloeg daarmee een heel andere weg in. Ook kreeg ik binnen de GGZ (Geestelijke Gezondheidszorg) een heel ander team. Bij dit team was ik geen nummer of diagnose, uiteindelijk zag ik toch de zon opkomen. Nu heb ik mijn eigen wijze project, geef ik met mijn vertelkastje lezingen, geef ik de luisteraar een kijkje in mijn hoofd en neem ik ze mee op reis door mijn leven. Na 41 jaar vallen, opstaan, doorgaan, zoeken en geloven heb ik mijzelf een waardige naam teruggegeven.

Zijn wie ik ben
Stigma’s hebben mij gebroken en gevormd. Ik heb ze liefdevol omarmd. Mijn GGZ-periode is verleden tijd. Ik ben stabiel verklaard en mag zijn wie ik ben, want ik ben hier. Ik zal zeker van geluk spreken wanneer mentale gezondheid naast fysieke gezondheid serieus genomen wordt.

jQuery(function ($) { //open toggle on button click $('a.open-toggle').on('click', function(event){ $('#toggle3.et_pb_toggle_2 .et_pb_toggle_title').click(); }); });